Wat is DCM
DCM is een afkorting voor Dilatieve CardioMyopathie. Dit is een hartaandoening waarbij de hartspier van het hart geleidelijk steeds zwakker wordt. Het gevolg is dat de pompfunctie achteruit gaat en het hart steeds wijder wordt. Er ontstaat een lekkage van bloed terug naar de boezems. Met name de linker boezem kan erg groot kan worden door stuwing van het bloed. Door deze stuwing ontstaat uiteindelijk vocht in de longen waardoor de dieren erg benauwd worden. Er ontstaan vaak hartritmestoornissen. Boezemfladderen is één van de hartritmestoornissen die vaak voorkomt.
Wat is het verloop van DCM
De symptomen van DCM ontstaan geleidelijk en komen meestal naar voren tussen het 4e en 7e levensjaar. Er zijn verschillen tussen rassen in het ontwikkelen en uiten van de ziekte en soms komt ook een jeugdvorm voor. Het klassieke beeld van DCM bestaat uit meerdere fases:
- In de eerste fase van de ziekte is er niets te zien aan de hond maar is de ziekte wel aanwezig. Er is nog geen verandering aan het hart te vinden met echografisch onderzoek. Ook zijn er geen afwijkingen te zien met het ecg-onderzoek.
- In de tweede fase van de ziekte, die ongeveer van het 2e tot 4e levensjaar loopt, is er meestal niet zoveel te zien aan de hond. Soms kun je met het ecg-onderzoek al wel hartritmestoornissen vinden, maar aan het hart zelf is met de echo vaak ook nog weinig te zien.
- In de derde fase, die de klinische fase wordt genoemd, kunnen er vrij plotseling problemen ontstaan door de verminderde pompfunctie van het hart. De dieren zijn in deze fase meestal tussen de 4 en 7 jaar oud. De hond krijgt ineens minder uithoudingsvermogen, wordt sloom, gaat slechter eten, zwaarder ademen of hoesten en krijgt een hoge hartslag. Vaak zijn er nu duidelijke hartritmestoornissen te zien op het hartfilmpje. De hond kan ineens flauwtes krijgen of zelfs acuut overlijden door een hartstilstand.
Vaak verloopt de ziekte zo geleidelijk dat de eigenaar niet zoveel merkt aan de hond totdat het te laat is. Een zachte hartruis of een afwijkend hartritme kan echter al een aanwijzing zijn voor DCM.
Niet alle honden met een verwijd hart hebben DCM. Er kunnen allerlei oorzaken zijn die symptomen geven die op DCM lijken. Zo kan er een gaatje in de tussenwand van het hart zitten of een blijvende verbinding tussen de aorta en de longslagader. Ook stofwisselingsziektes, infecties en onjuiste voeding kunnen verwijding van het hart veroorzaken.
Hoe ontstaat DCM
Over de oorzaak van DCM bij honden is nog lang niet alles bekend. Wetenschappers denken dat er meerdere factoren meespelen: voeding, erfelijke factoren en infecties. Genetische factoren lijken een grote rol te spelen bij het ontstaan van DCM. Er zijn bij de overerving van DCM waarschijnlijk meerdere genen betrokken. Dat maakt het lastiger om een goed fokadvies te geven, zeker ook omdat de ziekte zich pas later in het leven van het dier kan ontwikkelen.
Bij rassen zoals de Dobermann, Duitse Dog, Sint-Bernards, Schotse Deerhound, Ierse Wolfshond, Boxers, Newfoundlanders en Afgaanse windhonden komt de ziekte veel voor. Ook bij Amerikaanse Cocker Spaniel en de Bulldog vinden we geregeld DCM, maar bij andere kleinere rassen komt het nauwelijks voor. Bij mannelijke dieren komt het vaker voor dan bij vrouwelijke dieren. Ook bij Dalmatische honden wordt DCM de laatste jaren vaker gezien. Bij de Dobermann, de Boxer en de Newfoundlander is er een genetische factor gevonden.
Op dit moment is er veel te doen over de graanvrije diëten die een verhoogde kans op DCM zouden veroorzaken. De precieze oorzaak hiervan is nog niet bekend.
Bij boxers is in 1991 een DCM-vorm ontdekt die werd veroorzaakt door een L-carnitine gebrek. Honden die DCM ontwikkelden lieten een verbetering zien als ze tabletten met L-carnitine kregen. Bij Amerikaanse cocker spaniels is DCM gevonden die wordt veroorzaakt door te lage taurinegehaltes in het bloed. Ook bij een ras als de Newfoundlander wordt een deel van de DCM gevallen veroorzaakt door een tekort aan taurine. Ook hier speelt voeding dus een rol.
Wat kunnen fokverenigingen doen
Rasverenigingen van rassen met een verhoogd risico op DCM adviseren fokkers om de honden te laten checken op DCM voordat ermee gefokt wordt.
Het advies van een rasvereniging houdt meestal in:
- DCM-onderzoek van alle dieren die gebruikt worden voor het fokken, in ieder geval voordat men met het dier gaat fokken;
- DCM-onderzoek herhalen op de leeftijd van 3, 5 en 7 jaar omdat de ziekte vaak later in het leven optreedt; op deze manier wordt een groot deel van het leven van een fokdier in kaart gebracht en de kans op overdragen van DCM sterk verkleind;
- als een dergelijke frequente screening uit budgettaire overweging niet lukt, dan in ieder geval op de leeftijd van 3 jaar te starten met een hartecho; voor teven zou dit iedere 2 jaar herhaald kunnen worden en bij de reuen jaarlijks;
- alleen fokken met honden waarvan de ouders en grootouders DCM-vrij zijn;
- het risico kan verder worden verkleind door het aantal nesten per hond te beperken; meestal is 5 nesten het maximum, tenzij bekend is van de ouders en grootouders dat er in de foklijn geen DCM voorkomt.
Gestandaardiseerd hartonderzoek
Veel rasverenigingen eisen dat een DCM-onderzoek wordt uitgevoerd volgens een gestandaardiseerde methode en dat de resultaten centraal geregistreerd worden. Cardiologen of dierenartsen die verbonden zijn aan het Collegium Cardiologicum hanteren een erkende gestandaardiseerde methode. Bovendien worden de resultaten van het onderzoek verzameld in een centrale database en worden gegevens verzameld over het voorkomen van DCM binnen het ras.
Een DCM-onderzoek bestaat uit een echo-onderzoek van het hart, een ECG en soms een bloedonderzoek. Voor de echo hoeft de hond meestal niet onder narcose. Om het onderzoek naar DCM zoveel mogelijk te standaardiseren heeft de European Society of Veterinary Cardiology een puntensysteem ontwikkeld. De puntenscore is het totaal aan punten voor elke kleine of grotere verandering van het hart en het hartritme. Pas bij een x-aantal punten kun je zeggen dat er sprake is van de ontwikkeling van DCM.